De Romeinse tijd: 753 v. Chr. – 476 na Chr.

Bij de komst van de Romeinen in onze streken (57 v. Chr.) stonden zowel de Kaninefaten (die de huidige Nederlandse Westkust bevolkten) als de Frisii (die aan de Waddenkust leefden) bekend als goede zeevaarders. De Romeinse stadhouder Drusus, die in het jaar 13 v. Chr. in Noord-Gallië verscheen, maakte daar gebruik van door in de monding van de grote rivieren een vlootstation in te richten, met als doel troepen te kunnen verplaatsen naar Brittannië en het huidige Noord-Duitsland.

Of Drusus de hulp van deze volkeren heeft ingeroepen om zijn schepen te ‘loodsen’ is niet helemaal duidelijk, maar wel aannemelijk. In ieder geval is hij volgens de oude geschiedschrijvers de eerste Romein geweest die de Noordzee heeft bevaren en die ook met de gevaren van deze zee kennis heeft gemaakt. Na een campagne tegen de Bructeren bij de Eems en de Wezer kwamen zijn schepen bij eb in problemen op de Waddenzee. De Romeinen werden met moeite door de Friezen gered.

Enkele eeuwen later was er op de Schelde wel sprake van loodsen. Marcus Aurelius Carausius, een Menapiër uit Belgisch Gallië, wordt beschouwd als de eerste Scheldeloods. Het leverde hem het commando over een Romeinse vloot op in het tegenwoordige Boulogne. Hij liet de Frankische en Saksische piraten die hij eigenlijk had moeten bestrijden, echter eerst een aanzienlijke buit vergaren voordat hij ze aanpakte (om zo zijn eigen zakken te kunnen vullen). Hierna viel hij in ongenade in Rome waarna hij uitweek naar Brittannië, alwaar hij zichzelf in 286 tot ‘Keizer van Brittannië en Noord-Gallië’ uitriep. Vier jaar later werd hij vermoord.

Hoewel in de Britse geschiedenis Carausius een enigszins vergeten figuur is, zijn er steeds meer historici die hem beschouwen als de eerste heerser over een onafhankelijk en verenigd Brittannië.


(*) het huidige België en Zuid-Nederland