20ᵉ en 21ᵉ eeuw: 1900 – heden
1940 - 1945 Tweede Wereldoorlog
Toen in september 1939 de Tweede Wereldoorlog uitbrak, was Nederland aanvankelijk neutraal. Aan die neutraliteit kwam op 10 mei 1940 abrupt een einde met de Duitse inval in Nederland. Ook het Loodswezen ontkwam niet aan de oorlogshandelingen.
De – tijdens de mobilisatie door de Marine gevorderde en tot Hr. Ms. BV 19A omgedoopte Stoomloodsboot 19 – kreeg bijvoorbeeld opdracht om een lading goud uit een bijkantoor van de Nederlandsche bank naar Hoek van Holland te brengen. Van daaruit zou het door het Brits marineschip ‘de Wild Swan’ naar Engeland vervoerd worden. In de ochtend van 10 mei 1940 vertrok de loodsboot van Maassluis naar Hoek van Holland. In de namiddag kreeg men de opdracht naar Rotterdam te vertrekken. De oudere loodsen gingen van boord, in hun plaats kwam een detachement van in totaal 95 Britse militairen, die zouden helpen bij het laden van het goud en de bewaking ervan. In de nacht van 10 op 11 mei werd het goud in de Lekhaven aan boord gebracht, waarna de reis richting Hoek van Holland begon. Rond 5.30 uur liep de loodsboot, net voorbij Vlaardingen, op één van de magnetische mijnen, die daar de avond tevoren door een Duits vliegtuig waren gedropt. Hierbij kwamen 16 mensen om het leven. Slechts 6 opvarenden overleefden de ramp en het grootste deel van het goud viel in Duitse handen.
1945 – 1980
Na de Tweede Wereldoorlog nam, door de aantrekkende economie, het aantal te beloodsen schepen snel toe. Het Rijksloodswezen was nog steeds een onderdeel van de Koninklijke Marine en dat had voordelen, maar zeker ook nadelen. Weliswaar beschikte de Marine over goede faciliteiten waar het Loodswezen van kon profiteren, maar anderzijds was het wel de sluitpost op de begroting van Defensie. Er was grote afstand tussen de leiding en het personeel, onder andere door gebrek aan inzicht in het loodsenwerk, maar ook door zuinigheid van het Ministerie.
Dit leidde op 25 augustus 1958 in Rotterdam tot oprichting van de Vereniging ‘De Nederlandse Loods’ (VNL), waarin de helft van de loodsen georganiseerd was. Een aantal dat gestaag toenam. De VNL werd een belangrijke speler in de toekomst van het Loodswezen en zou een grote rol spelen bij de toekomstige verzelfstandiging. De Loodsenwet van 1859 werd op 1 maart 1958 vervangen door de Loodsenwet 1957. De loodsen kregen de rang van 2e Luitenant ter Zee via de Koninklijke Marine Reserve.
Naar aanleiding van ‘ongeoorloofde handelingen op financieel gebied’ in IJmuiden en Amsterdam werd in 1966 een commissie ingesteld, die hier onderzoek naar moest doen. De commissie oordeelde dat het noodzakelijk was de communicatie, het vertrouwen en de onderlinge communicatie tussen de loodsen enerzijds en de dienstleiding anderzijds te verbeteren. Als gevolg hiervan kwam de Minister van Defensie in 1968 met plannen om het Loodswezen te herstructureren. Deze plannen werden verder uitgewerkt door Raadgevend Efficiëntie Bureau Bosboom en Hegener. De voorstellen van Bosboom en Hegener gingen echter voorbij aan de werkelijke oorzaken: gebrek aan vertrouwen, gebrek aan communicatie en gebrek aan waardering, ook qua salaris.
Op het vlak van de vloot werd er in deze jaren volop gemoderniseerd. Rond 1950 werden de geroeide loods jollen vervangen door motorjollen. Een jaar of 5 later deed de portofoon zijn intrede. In november 1964 werd de tender ‘Albatros’ bij Hoek van Holland in gebruik genomen. Een wereldprimeur, want huid, dekken en schotten waren geheel van polyester. En niet langer kwam de loods alleen nog maar over het water: in 1969 vond de eerste helikopter-beloodsing plaats. Nog geen 6 jaar later werd het 2500ste schip per helikopter van een loods voorzien.
1980 – 1988 DGSM
Op 2 februari 1979 besloot de Ministerraad dat er eenheid van bestuur moest komen op maritiem gebied. Het Directoraat Scheepvaart en Maritieme zaken (DGSM) moest bestaan uit het Rijksloodswezen, het Directoraat van Scheepvaart en alle activiteiten van Rijkswaterstaat die betrekking hadden op de zeescheepvaart. DGSM zou onder het Ministerie van Verkeer en Waterstaat gaan vallen. Op 1 januari 1980 werd deze eenheid werkelijkheid; het Loodswezen was een burgerorganisatie geworden.
Op 26 augustus 1982 kwam DGSM met een rapport over de positie van de loods. Dit rapport concludeerde dat de loodsen eigenlijk niet bij DGSM hoorden. De problemen zouden wellicht opgelost kunnen worden als het Loodswezen zou worden verzelfstandigd. Een verzelfstandiging kon de loodsen een juridisch sterkere positie geven in de uitoefening van hun vak. Deze conclusie werd overgenomen door de Minister van Verkeer en Waterstaat.
Op 19 juli 1983 bracht de Minister het beleidsvoornemen naar buiten om het Loodswezen te verzelfstandigen. Tevens zouden de diensten van Rijksloodsen en havenloodsen te Rotterdam worden geïntegreerd. Eerdere pogingen daartoe waren mislukt, onder andere door fel verzet van de Gemeente Rotterdam. Een groot aantal zaken moest nu geregeld gaan worden. Er moest een nieuwe Scheepvaartwet en Loodsenwet komen. Loodswezen, loodsen en ook de ondersteunende diensten moesten voorbereid worden op de verzelfstandiging. De Rijksloodsen en Rotterdamse Havenloodsen moesten integreren. Er was overleg noodzakelijk met België en Duitsland vanwege raakvlakken met de loodsdiensten van die landen (Schelde resp. Eems). Een conflict over de verkeersbegeleiding moest worden opgelost.
1988 Nederlands Loodswezen als verzelfstandigd bedrijf
Het Loodswezen werd in 1988 als organisatie buitenambtelijk verzelfstandigd. De loodsen verenigden zich in de Nederlandse Loodsencorporatie en werden aandeelhouder van het ondersteunende bedrijf Nederlands Loodswezen BV. De registerloodsen waren nu zelfstandig ondernemer, verenigd in een maatschap per regio. De zelfstandige organisaties zagen kans de dienstverlening te verbeteren in het voordeel van de havens en haar klanten.
Toch was ‘de markt’ niet onverdeeld tevreden. Een strengere loodsplicht en de hoogte van de tarieven waren veel rederijen en andere belanghebbenden een doorn in het oog. De prijs stond niet in verhouding tot de prestatie, vonden zij. Weliswaar waren alle registerloodsen nu zelfstandige ondernemers, maar zij beconcurreerden elkaar niet. Feitelijk was er dus sprake van een monopolie positie. Eén van de antwoorden vanuit politiek Den Haag was, dat het mogelijk zou moeten zijn, dat zich meerdere spelers op de loodsdienstenmarkt zouden moeten kunnen begeven.
In april 2010 besloot de toenmalige demissionaire Minister Eurlings van Verkeer en Waterstaat, dat die marktwerking er niet zou komen. Daarmee kwam hij tegemoet aan de wensen van de Tweede Kamer, die vreesde dat de marktwerking negatieve gevolgen zou hebben voor de veiligheid en bovendien inmiddels had gezien dat de gewenste concurrentie niet van de grond kwam.
Heden
Het Loodswezen is nog altijd volop in beweging. In de komende jaren wordt de vloot grotendeels vernieuwd en de eerste, nieuwe en emissiearme vaartuigen zijn inmiddels al in de vaart.
Daarnaast neemt Nederlands Loodswezen haar maatschappelijke verantwoordelijkheid serieus. Naast technische innovatie, staan veiligheid en milieu hoog in het vaandel en voldoet de organisatie het aan alle eisen, die politiek en samenleving aan een hedendaagse onderneming stellen.