Het loodsenvak is bijna al zo oud als de wereld. Gekscherend wordt het wel eens ‘het op één na oudste beroep’ genoemd. Feit is, dat geschreven bronnen van zo’n 4000 jaar geleden al melding maken van het beloodsen van schepen. En de tarieven die daarvoor gerekend mochten worden. In West-Europa was men toen echter nog lang niet zover.

Het verhaal van het loodsen van schepen gaat dus lang terug. Eeuwen van historische momenten en tradities. Het jaar 1988 was echter een belangrijk jaar voor het huidige Loodswezen; in dat jaar vond de verzelfstandiging plaats.

Disclaimer: de informatie op de pagina’s is zo zorgvuldig mogelijk verzameld en samengesteld uit verschillende bronnen. Niet alle bronnen zijn echter te verifiëren waardoor het Nederlands Loodswezen geen garantie voor de feitelijke correctheid kan geven.

De Romeinse tijd:
753 v. Chr. – 476 na Chr.

Bij de komst van de Romeinen in onze streken (57 v. Chr.) stonden zowel de Kaninefaten (die de huidige Nederlandse Westkust bevolkten) als de Frisii (die aan de Waddenkust leefden) bekend als goede zeevaarders. De Romeinse stadhouder Drusus, die in het jaar 13 v. Chr. in Noord-Gallië verscheen, maakte daar gebruik van door in de monding van de grote rivieren een vlootstation in te richten, met als doel troepen te kunnen verplaatsen naar Brittannië en het huidige Noord-Duitsland.

Middeleeuwen:
500 – 1500 na Chr.

In de Middeleeuwen waren het vooral ervaren vissers, matrozen en stuurlieden die hun diensten aanboden om vreemde schepen veilig naar de haven te loodsen. Soms gebeurde dit ook door jutters, maar die hadden hun eigen belangen, met alle gevolgen van dien. Het kwam wel voor, dat kapiteins van vrachtschepen een roeiboot lieten uitzetten om in het dichtstbijzijnde vissersdorp een schipper of stuurman te vinden om hun schip veilig naar de haven te brengen.

VOC-tijd:
17ᵉ en 18ᵉ eeuw

De VOC stelde voor haar schepen een eigen loodsdienst in. Vaak waren dit ervaren vissers en zeelieden, die zo een aanvulling op hun doorgaans karige inkomen konden verwerven. De haven van Amsterdam, toen veruit de belangrijkste haven in West-Europa, was in die dagen slechts bereikbaar via een moeilijk bevaarbare route over de Zuiderzee. Veel schepen kwamen niet verder dan de Reede van Texel, waar de lading werd overgeladen in kleinere schepen, die de Zuiderzeehavens wel konden bereiken.

19ᵉ eeuw: 1800 – 1900

Aan het begin van de 19ᵉ eeuw waren er 2 soorten loodsen; staatsloodsen en loodsen die lid waren van een particuliere loodsenvereniging. Deze waren dus feitelijk elkaars concurrenten en in de praktijk bleek dat niet goed te werken. En dat terwijl het belang van de Nederlandse zeehavens steeds groter werd, onder andere door de aanleg van het Noordhollandsch Kanaal en de plannen voor een betere verbinding van Rotterdam (Nieuwe Waterweg) en Amsterdam (Noordzeekanaal) met de Noordzee. Door de industrialisatie was de scheepvaart ook nog eens fors toegenomen. Vandaar dat de Nederlandse regering in 1852 een commissie instelde om voor dit ‘loodsenprobleem’ een oplossing te verzinnen.

20ᵉ en 21ᵉ eeuw

De laatste 100 jaar maakt het Loodswezen grote stappen in modernisering en organisatie. Deze periode is op te delen in verschillende tijdvakken:

  • 1940 – 1945: Tweede wereldoorlog
  • 1945 – 1980: Groei en modernisering
  • 1980 – 1988: Directoraat Scheepvaart en Maritieme zaken (DGSM)
  • 1988: Nederlands Loodswezen als verzelfstandigd bedrijf
  • 1988 – heden: Volop in beweging